Kees Verschure steunden Tavenu het afgelopen jaar door het manifest ‘Vierkant achter Tavenu’ te organiseren. Kees vertelt wat maakt dat hij en Peer Elshout zich ingezet hebben om het manifest op te stellen. ‘Aan me nooit nie…dat ze vanwege wat oplopende irritaties een goed jongerenwerkcentrum naar de gallemiezen helpen’
Op welke wijze bent u in contact gekomen met Tavenu?
In 2020 stapte ik voor de eerste keer bij Tavenu binnen. Samen met mijn vriend Peer Elshout met wie ik een onderzoek deed naar het DNA van Waalwijkers. We werden door Erik van Ginneken rondgeleid en kregen in twee gesprekken betrekkelijk weinig over Waalwijk, maar veel over het DNA van Tavenu te horen. Geen verrassing voor wie Erik kent natuurlijk. Peer en ik volgenden Tavenu al jaren op afstand. Wij vormden in de zeventiger jaren samen een tijdelijk bestuur van jongerencentrum (TJOK) dat ontspanningsactiviteiten organiseerde voor brave werkende jongeren. In de Chrispijnstraat ontwikkelde zich in die tijd ook een jongerencentrum (het latere Tavenu) dat, was onze indruk, jongerenwerk deed voor een veel complexere doelgroep. Terwijl ons centrum langzaam opdroogde, groeide dat andere centrum toen daar een ‘best wel toffe’ jongerenwerker aan het werk ging: Erik van Ginneken. Samen met een aantal Waalwijkse jongeren ging ik door met weer een ander centrum, ‘De Hamer’, dat al na de eerste actiepogingen aan goede bedoelingen ten onder ging. Terwijl het jongerencentrum in ‘t Heike’ (’t Zolderke’) groeide en bloeide, vaak tegen de weerstand vanuit gevestigde partijen in Waalwijk in, werden wij buiten Waalwijk actief.
Na onze studietijd werkten we als organisatieadviseurs bij enkele landelijke instellingen en uiteindelijk zijn we on 1990 samen met een studievriend een eigen organisatieadviesbureau gestart. Vooral gericht op organisaties in de gezondheidszorg. De laatste jaren krijgen we; inmiddels gepensioneerd, weer ruimte voor vrijetijdsactiviteiten, zoals dat onderzoek over Waalwijk.
Hoe is het manifest ‘Vierkant achter Tavenu’ tot stand gekomen?
Vorig jaar stuurde Peer mij een kopie van een krantenbericht over de dreigende perikelen bij Tavenu met de vraag: moeten wij iets doen? Na wat telefoontjes met Waalwijkse bekenden constateerden we dat er donkere wolken boven Tavenu hingen.
Een stevige reactie in de plaatselijke krant leek ons een eerste goede actie. Het manifest ‘Vierkant achter Tavenu’ was daarvan het resultaat. Dat een aantal plaatselijke prominenten zich daarin achter die tekst schaarden bleef ook op het gemeentehuis kennelijk niet onopgemerkt.
Wat maakt dat u zich zo heeft ingezet voor Tavenu?
Waarom wij ons zo druk maakten? Omdat wij goed begrepen dat achter het voornemen om de subsidie af te bouwen en met aanbestedingen te starten een groot gevaar schuil ging. Die ervaringen haalden we uit projecten met andere welzijnsinstellingen. Peer is daar nog actief als toezichthouder, en in een verder verleden deden we los van elkaar verschillende adviesklussen in die sector. Maar zeker ons werk in de gezondheidszorg, waar we al zo’n 35 jaar meelopen, had ons alert gemaakt op de risico’s van de marktwerking. Die is in een aantal sectoren niet meer weg te denken, maar past een sector als de jeugdzorg en het jongerenwerk volstrekt niet. Daar horen niet de sterkste en grootste marktpartijen op kostprijsbasis het werk uit te voeren, maar dienen gemeenten en lokale partners die in goed contact staan met jongeren, door samenwerking lokale oplossingen te ontwikkelen voor lokale problemen. Tavenu liet precies zien waar het volgens het overheidsbeleid om gaat: Geen lappendeken aan kleine jongereninitiatieven, maar goed op elkaar afgesteld samenwerken tussen jeugd- en jongerenwerk en jeugdzorg, samenwerken met scholen, justitie, particulieren en bedrijven om problemen van jongeren effectief aan te pakken. En dat alles vanuit een filosofie dat je je echt met jongeren moet verbinden, hen ruimte, verantwoordelijkheid en steun moet geven om zelf aan een betere toekomst te werken. Die visie en die praktijk troffen we bij Tavenu aan. Daarom beschouwden we het als een Waalwijks pareltje dat gekoesterd moet worden en niet in de schrale wind van de marktwerking gezet mocht worden. Omdat vanuit het college aanvankelijk nogal afhoudend op alle reacties werd gereageerd, kregen wij ook iets koppigs. Zo’n gevoel van: ‘Aan me nooit nie…dat ze vanwege wat oplopende irritaties een goed jongerenwerkcentrum naar de gallemiezen helpen’.
Dat is gelukkig niet gebeurd. Tavenu kreeg eerst steun uit de Waalwijkse gemeenschap, vervolgens vanuit de raad en tenslotte ook van het college. Een beetje scepsis ten opzichte van de beleidsambtenaren is er bij ons natuurlijk nog wel, maar voorlopig gaan we er van uit dat Tavenu in rustiger vaarwater terecht is gekomen en er aan betrouwbare verhoudingen met de gemeente gewerkt wordt. Al moet je natuurlijk altijd alert blijven op je positie en dien je je als jongerencentrum te blijven ontwikkelen op een manier die niet alleen jongeren en de Waalwijkse bevolking, maar ook de subsidiegever aantrekkelijk vindt. Peer en ik vonden het in elk geval de moeite waard om ons weer even druk te maken voor onze jeugdliefde: het jongerenwerk van Tavenu in Waalwijk.